Grutte tsjerke – bord 10

[Fryske tekst ûnder]

Kerkelijk was Aldeboarn een belangrijke plaats. Het had met de St. Pancratiuskerk de moederkerk van het dekenaat Bornego (zie kaart hiernaast). Jancko Douwama (ca 1482-1533) schrijft in zijn “Boeck der Partijen” dat Oldeboorn een oud en groot dorp is. Er staat “een cathedrael kercke” Samen met 40 kerken en kloosters vormt dit Bornego, aldus Jancko Douwama. De “cathedrael kerkcke” waar hij over spreekt is de St. Pancratiuskerk. Het precieze bouwjaar van deze kerk is niet bekend, maar omdat kerk en toren in zijn geheel waren opgetrokken van tufsteen mag verondersteld worden dat de bouw uiterlijk 1200 moet hebben plaats gevonden. Na 1200 komt mede onder invloed van de Cisterciënzers  de baksteen (kloostermoppen) in opkomst. De tufsteen was erg duur en klei om baksteen te bakken was ruim voorhanden. Er is een aan wijzing voor de bouw die terugvoert naar 1243. Dan wordt door de bisschop van Utrecht de kerk “met al haar toebehoren” overgedragen aan de Commanderij van de Duitse Orde te Nes (onder Akkrum). Wat onder “alle toebehoren” moet worden gerekend laat de oorkonde in het ongewisse. In de jaren 1245 en 1258 wordt  de schenking aan de Nesser Commanderij steeds bevestigd. In 1315 komt de Bisschop Guy van Henegouwen terug op de schenking. Hij zegt dat de schenking niet is  geratificeerd en dus ongeldig moet worden verklaard. Bij deze discussie wordt echter wel duidelijk wat er onder “alle toebehoren” wordt verstaan. De bisschop somt alle dochterkapellen van de St. Pancratiuskerk op. Het zijn er 38 die allemaal vallen binnen de grenzen van de grietenijen Utingeradeel, Haskerland Eangwirden en Opsterland (zie de kaart hierboven). Als op 31 maart 1580 de Staten van Friesland een resolutie aannemen waarin het Katholicisme wordt verboden, is Nicolaus de laatste pastoor.

In 1723 slaat de bliksem in de toren. Omdat de toren een ingebouwd westwerk was, moest het geheel worden afgebroken om een nieuwe toren te kunnen bouwen. Dat gebeurde in de jaren 1736/37. Aan de bouw van de toren zit onlosmakelijk de legende van de Torenmeters en Touwsnijders vast. De Boarnsters wilden van de gelegenheid gebruik maken om de hoogste dorpstoren van Fryslân te krijgen. Die stond in Tzum, dus zou men die toren moeten opmeten. Er wordt naar Tzum gegaan en met een geldige smoes komt men in de toren. Na  “de bezichtiging” van de toren wordt er van een “afzakkertje” genoten in de plaatselijke kroeg. Als dan de huishoudsters van de predikant te horen krijgt dat die mannen uit Oldeboorn stiekem de toren hebben gemeten, geeft ze dat door aan de predikant. Die vraagt of zij weet waar het touw wat is gebruikt voor het meten ligt en als zij daar positief op antwoord, geeft de predikant opdracht om er een stuk van af te snijden. Aldus gebeurde. En toen de toren klaar was bleek hij 46 meter en 5 centimeter te zijn. Tzum haar toren meet 72 meter. Er moet wel heel diep in het glaasje gekeken zijn, want als je ruim 25 meter van je touw mist en je merkt dat niet als je het mee terug neemt naar huis, ja dan…….

De toren staat 1,50 uit het lood. Tot 1991 verzakte hij 1 mm per jaar. In dat jaar is de toren gestabiliseerd en op “stoeltjes” gezet.  Hierna is ook de klokkenstoel in de toren gerestaureerd. En toen konden er ook weer een tweede klok komen. Beide klokken waren door de Duitsers geroofd. De grote klok, gegoten door Gherardus de Wou in 1526, is in 1946 weer terug gekomen. De kleine klok uit 1767 is verloren gegaan. Op 24 april 1992 is er weer een kleine klok geplaatst, afkomstig uit Zaandijk van een kerk die buiten gebruik werd gesteld.

Opvallend is de Lodewijk de XIV ingangspartij gemaakt door de Leeuwarder steenhouwer Johannes Hardenberch. De namen en wapens van de adellijke families die de bouw mede hebben mogelijk gemaakt zijn in een cartouche opgenomen. In het paneel daarboven lezen we dat Eekma en Brouwer kerkvoogden waren. Het geheel wordt bekroond met het dorpswapen. Het wapen bestaat uit een naar rechts gekeerde varkenskop met daarboven links en recht een klaverblad. Aan de onderkant links en recht een eikel met in het midden weer een klaverblad. Het geheel in een rood veld.  De varkenskop is het zgn. Teunisvarken en gaat terug naar het Anthoniusgilde. We komen dat gilde tegen in 1520 als pastoor Galco Galiënus (meester Gaele)  wordt beschuldigd dat hij in het Leeuwarder Blokhuis overleg zou hebben gepleegd in de zaak Jancko Douwama die gevlucht was om aan arrestatie te ontkomen. Als de pastoor vraagt wanneer dat zou moeten zijn geweest wordt hem verteld dat hij op St. Anthoniusdag de gesprekken zou hebben gevoerd. De pastoor moet toen hebben geantwoord dat hij dan een heleboel getuigen zou kunnen oproepen want op St.Anthoniusdag (17 januari) had hij een mis opgedragen ter ere van het St. Anthoniusgilde in Oldeboorn. Het gilde omvatte ambachten en beroepen die direct of indirect met dieren te maken had (leerlooiers, borstelmakers, slagers e.d.). Meester Gaele wordt in de winter van 1528/1529 gedwongen afgezet (er is ook sprake van wegpromoveren)  wegens alcoholmisbruik. Jancko Douwama blijft hem in zijn geschriften  “mijn pastoor” noemen.

De heilige Anthonius leefde in Egypte (ca.250-ca. 355)  en wordt afgebeeld met een varken. De orde van Athonieten was een geestelijke broederschap en verzorgde de  zieken. Zij mochten in de steden waar zij werkten hun varkens vrij rond laten lopen als een vorm van vergoeding voor hun verpleegzorg.  Vandaar dat St. Anthonius met  een varken wordt afgebeeld.

De huidige kerk is op 11 november 1753  ingewijd door ds. Johannes Ratelband uit Leeuwarden. De eigen predikant, Martinus van der Vegt  (1706-1753) was kort daarvoor overleden. In 1779 krijgt Lambertus van Dam opdracht van Grietman Lycklama à Nijeholt om een orgel te bouwen. Het zal het eerste orgel worden dat Lambertus van Dam als zelfstandig orgelbouwer, zal bouwen. Het is een twee klavier orgel met aangehangen pedaal. De kas en het snijwerk is van Lubertus Bekenkamp. De musicerende engelen op het rugwerk zijn van de uit Sneek afkomstige beeldhouwer Mathijs Ankringa en zijn in de jaren 1806-1807 geplaatst. Of hij dan wel Lubertus Bekenkamp ook de drie vrouwen figuren op het hoofdwerk heeft gemaakt is niet bekend.

 

Orgel gebouwd door Lambertus van Dam 1779

 

 

Engelfiguur met Sjofar en palmtak

 

 

Initialen van Mathijs Ankringa en het jaartal 1806

In de kerk bevindt zich een preekstoel die gemaakt is door de plaatselijke timmerman Jan Binnes (1753). Het rococo snijwerk en de trap naar de kuip is gemaakt en aangebracht door de Leeuwarder  Dirk Embderveld voor de prijs van 100 gulden. De hangende preekstoel heeft als kuipafsluiting een druiventros. In 1755 heeft de Duitse reizende kunstenaar Johannes Bekker de plafondschildering aangebracht. Het leverde hem 112 gulden en 9 stuivers op. Het plafond is waarschijnlijk in de Franse tijd overgeschilderd en is tot 1967  aan het oog onttrokken door witkalk. Vanwege de orgelrestauratie, uitgevoerd door Bakker & Timmenga uit Leeuwarden, wilde men ook het plafond weer in goede staat hebben. Voor het schilderwerk werd 5000 gulden begroot. Toen schilder De Graaf uit Wanswerd echter het eerste engelenfiguurtje onder de witte verf vandaan haalde, werd het een restauratie die een veelvoud van het begrote bedrag ging kosten.

 Plafonddetail met op het linker boven paneel de ‘zevenster’

 Een van de musicerende engelenfiguren op het plafond

Omdat het bestek niet is bewaard, weten we niet wat Johannes Bekker heeft moeten uitbeelden. We treffen op het plafond 46 engelfiguren aan. Waarvan sommigen met een muziekinstrument en anderen alleen met een lendendoek. Er staan 328 sterren aan het plafond met een zon in het koor en een wassende maan naast het orgel. Onder de zon vliegt een zwaluw omhoog in de stralen van de zon. 

In de kerk hebben 11 gebrandschilderde ramen gezeten vervaardigd door Ype en Jurjen Staak uit Sneek. Wanneer die zijn verdwenen en waarom is tot op de dag van vandaag niet bekend. Nu zijn er twee herdenkingsramen in het koor. Rechts in het koor een raam ter nagedachtenis aan burgemeester Paul Marinus van Baerdt van Sminia die door de Duitsers op de dag van Frieslands bevrijding 15 april 1945  in Sandbostel is doodgeschoten. Dat raam is vervaardigd door Johan Groenestein (1919-1971). Het raam links in het koor is gemaakt door de Friese kunstenaar Jan Murk de  Vries (1919-2015) en is onthuld tijdens de herdenking n.a.v. het 250 jaar bestaan van het kerkgebouw, 11 november 2003.

Herdenkingsraam ter nagedachtenis aan burgemeester Jhr.Mr. Paul Marinus van Baerdt van Sminia (1901-1945)

 

Herdenkingsraam n.a.v. het 250 jaar bestaan  van de Doelhôfkerk (1753-2003)

————————–

FRYSKE TEKST – boerd 10

Aldeboarn wie in wichtich plak yn tsjerklik opsicht. Mei de Sint Pancratiustsjerke hie it de memmetsjerke fan it dekanaat Bornego (sjoch kaart hjirboppe). Jancko Douwama (c.a 1482-1533) skriuwt yn syn “Boeck der Partijen” dat Aldeboarn in âld en grut doarp is. Der stiet “een cathedrael kercke”. Tegearre mei 40 tsjerken en kleasters foarmet dit Bornego, neffens Jancko Douwama. De “cathedrael kercke” wêr’t hy it oer hat is de St. Pancratiuskerk. It krekte boujier fan dizze tsjerke is ûnbekend, mar om’t de tsjerke en de toer folslein út tufstien boud binne, kin oannommen wurde dat de bou op syn lêst 1200 plakfûn hawwe moat. Nei 1200 wie, mei ûnder ynfloed fan de Cistersiënzers, de bakstien (kleastermoppen) yn opmars. De tufstien wie hiel djoer en klaai om bakstien te bakken wie breed oanwêzich. Der is in oanwizing foar de bou dy’t werom giet nei 1243. Doe hat de biskop fan Utert de tsjerke “met al haar toebehoren” oerdroegen oan de Kommanderij fan de Dútske Oarder yn Nes (ûnder Akkrum). Wat ûnder “alle toebehoren” rekkene wurde moat lit de oarkonde yn it ûnwisse. Yn de jierren 1245 en 1258 wurdt de skinking oan de Nesser Kommanderij altyd befestige. Yn 1315 komt de biskop Guy van Hainaut werom op de skinking. Hy seit dat de skinking net ratifisearre is en dêrom ûnjildich ferklearre wurde moat. Yn dizze diskusje wurdt lykwols dúdlik wat der bedoeld wurdt mei “alle toebehoren”. De biskop neamt alle dochterkapellen fan de Sint Pancratiustsjerke op. Der binne 38, dy’t allegear binnen de grinzen fan ‘e gritenijen Utingeradiel, Haskerlân Eangwirden en Opsterlân falle (sjoch de kaart hjirboppe). As de Steaten fan Fryslân op 31 maart 1580 in resolúsje oannimme dy’t it Katolisisme ferbiedt, is Nicolaus de lêste pastoar.

Yn 1723 slacht it wjerljocht yn ‘e toer. Om’t de toer in ynboud westwurk wie, moast it gehiel ôfbrutsen wurde om in nije toer bouwe te kinnen. Dat barde yn de jierren 1736/37. Oan de bou fan de toer is de legende fan de Tuorkemjitters en de Lintsjesnijers foarfêst ferbûn. De Boarnsters woene fan de gelegenheid gebrûk meitsje om de heechste doarpstoer fan Fryslân te krijen. Dy stie yn Tsjom, dat men soe dy toer opmjitte moatte. Se geane nei Tsjom en mei in jildich ekskús geane se de toer yn. Nei “de besichtiging” fan ‘e toer wurdt in drankje nommen yn de pleatslike kroech. As de húshâldster fan de dûmny heart dat dy manlju út Aldeboarn de toer temûk opmetten hawwe, jout se dit troch oan de dûmny. Hy freget oft se wit wêr’t it tou is dat brûkt waard foar it mjitten en it antwurd is posityf, dan jout de dûmny opdracht om der in stik fan ôf te snijen. Sa barde. En doe’t de toer klear wie, bliek hij 46 meter en 5 sintimeter te wêzen. De toer fan Tsjom mjit 72 meter. Je moatte hiel djip yn it glês sjoen hawwe, want as jo mear as 25 meter fan jo tou misse en dat net merke as jo it wer nei hûs nimme, ja dan …….

De toer stiet 1.50 út it lead. Oant 1991 fersakke hij 1 mm per jier. Yn dat jier waard de toer stabilisearre en op “stuollen” setten. Hjirnei waard de klokkestoel yn ‘e toer ek wer makke. En doe koe der ek wer in twadde klok komme. Beide klokken wiene troch de Dútsers rôve. De grutte klok, getten troch Gherardus de Wou yn 1526, kaam yn 1946 werom. De lytse klok út 1767 is ferlern gien. Op 24 april 1992 waard der wer in lytse klok pleatst, ôfkomstich út Zaandijk út in tsjerke dy’t net mear yn gebrûk wie.

Opmerklik is de yngongspartij yn Loadewyk XIV styl, makke troch de Ljouwerter stienhouwer Johannes Hardenberch. De nammen en wapens fan de adelike famyljes dy’t holpen de bou mooglik te meitsjen binne opnaam yn in cartouche. Yn it paniel dêrboppe lêze wy dat Eekma en Brouwer tsjerkfâlden wiene. It gehiel wurdt bekroand mei it doarpswapen. It wapen bestiet út in bargekop dy’t nei rjochts draaid is mei dêrboppe lofts en rjochts in klaverblêd. Oan de ûnderkant lofts en rjochts in ikel mei  yn it midden wer in klaverblêd. It gehiel yn in read fjild. De kop fan de baarch is de saneamde Teunis-baarch en giet werom nei it Anthoniusgilde. Wy komme dit gilde tsjin yn 1520 doe’t pastoar Galco Galiënus (master Gaele) beskuldige wurdt oerlis hân te hawwen yn it Leeuwarder Blokhuis yn ‘e saak fan Jancko Douwama, dy’t flechte wie om oan arrestaasje te ûntkommen. As de pastoar freget wannear’t dat west ha moat, wurdt him ferteld dat de petearen op Sint Anthoniusdei hâlden wiene. De pastoar moat dan antwurde hawwe dat hy dan in soad tsjûgen roppe kinne soe, om’t hy op Sint Antoniusdei (17 jannewaris) in mis opdroegen hie ta eare fan it Sint Anthoniusgilde yn Aldeboarn. It gilde omfette ambachten en beroppen dy’t direkt of yndirekt relatearre wiene oan bisten (learloaiers, boarstelmakkers, slachters, ensfh.). Yn ‘e winter fan 1528/1529 wurdt master Gaele mei dwang ôfsetten (der is ek sprake fan fuortpromovearjen) foar alkoholmisbrûk. Jancko Douwama bliuwt him yn syn geskriften as “myn pastoar” oantsjutten.

De hillige Anthonius libbe yn Egypte (ca. 250 – ca.355) en wurdt ôfbylde mei in baarch. De oarder fan Anthoniten wie in geastlike bruorskip en fersoarge de siken. Se mochten yn de stêden wêr’t se wurken harren bargen frij rinne litte as in foarm fan fergoeding foar harren ferpleechsoarch. Dêrom wurdt Sint Anthonius ôfbylde mei in baarch.

De hjoeddeiske tsjerke waard op 11 novimber 1753 ynwijd troch dûmny Johannes Ratelband út Ljouwert. De eigen dûmny, Martinus van der Vegt (1706-1753) wie koart derfoar ferstoarn. Yn 1779 krige Lambertus van Dam fan Grietman Lycklama à Nijeholt de opdracht om in oargel te bouwen. It sil it earste oargel wêze dat Lambertus van Dam as selsstannich oargelbouwer bouwe sil. It is in oargel mei twa klavieren mei oanhongen pedaal. De kas en snijwurk binne fan Lubertus Bekenkamp. De muzisearjende ingels op it rêchwurk binne fan de Snitser byldhouwer Mathijs Ankringa en binne pleatst yn de jierren 1806-1807. It is net bekend oft hy of Lubertus Bekenkamp de trije frouwenfigueren op it haadwurk makke hat.

Oargel boud troch Lambertus van Dam 1779

 

Ingelfiguer mei Shofar en palmtûke

 

Inisjalen fan Mathijs Ankringa en it jiertal 1806

Yn de tsjerke is in preekstoel, makke troch de pleatslike timmerman Jan Binnes (1753). It rokoko-snijwurk en de treppen nei de kûp waarden makke en pleatst troch de Ljouwerter Dirk Embderveld foar de priis fan 100 gûne. De hingjende preekstoel hat as kûpôfsluting in druvetrûs. Yn 1755 makke de Dútske reizgjende keunstner Johannes Bekker de plafondbeskildering. It levere him 112 gûne en 9 stoeren op. It plafond waard wierskynlik yn de Frânske tiid oerskildere en waard oant 1967 ferburgen troch wytkalk.
Fanwegen de oargelrestauraasje, útfierd troch Bakker & Timmenga út Ljouwert, woe men ek it plafond wer yn goede steat hawwe. Foar it skilderwurk waard 5000 gûne begrutte. Doe’t skilder De Graaf út Wanswert lykwols it earste ingelfiguer ûnder de wite ferve fuorthelle, waard it in restauraasje dy’t in mannichfâld fan it begrutte bedrach koste.

 

Plafonddetail mei op it linker boppepaneel de ‘zevenster’

 

Ien fan de musisearjende ingelfiguren op it plafond

Om’t it bestek net bewarre bleaun is, witte wy net wat Johannes Bekker ferbyldzje moast. Wy fine 46 ingelfiguren op it plafond. Guon mei in muzykynstrumint en oaren allinich mei in muldoek. Der steane 328 stjerren op it plafond mei in sinne yn it koar en in heale moanne neist it oargel. Under de sinne fljocht in sweltsje omheech yn de strielen fan’ e sinne.
Plafonddetail mei it ‘zevenster’ op it paniel loftsboppe. Foto hjirûnder: ien fan de musisearjende ingelfiguren op it plafond.

Yn de tsjerke ha 11 brânskildere ruten sitten,  makke troch Ype en Jurjen Staak út Snits. Wannear’t se ferdwûnen en wêrom is oant hjoed de dei ûnbekend. No binne der twa betinkingsfinsters yn it koar. Rjochts yn it koar in finster ta neitins oan boargemaster Paul Marinus van Baerdt fan Sminia, dy’t op de dei fan de befrijing fan Fryslân, 15 april 1945, yn Sandbostel troch de Dútsers deasketten waard. Dat finster waard makke troch Johan Groenestein (1919-1971). It finster lofts yn it koar is makke troch de Fryske keunstner Jan Murk de Vries (1919-2015) en waard ûntbleate by de betinking ta gelegenheid fan it 250-jierrich bestean fan it tsjerkegebou, 11 novimber 2003.

Betinkingsfinster ta neitins oan boargemaster Jhr.Mr. Paul Marinus van Baerdt van Sminia (1901-1945)

 

Betinkingsfinster ta  gelegenheid fan it 250-jierrich bestean fan de Doelhôftsjerke (1753-2003)

Share

Grutte tsjerke – bord 10

3mfy4sdxun3n44w6p9jmknmkq3gg666adsgzpkadkp4qsmjqpj9awpibioqs8533ruyq5gm62z67fhpvny4gmj7tkinp9h69jxw