[Fryske tekst ûnder]
In de periode 1879-1882 kwamen de eerste zes zuivelfabrieken in Friesland van de grond. Het was particulier initiatief van een zelfstandige ondernemer die hiertoe overging. In 1896 richtte G.K. Dijkstra in Aldeboarn het zuivelfabriekje “De Pauw” op. In 1886 werd de eerste coöperatieve zuivelfabriek opgericht. Wergea had de primeur. Drie jaar later volgt dan de oprichting van “De Torenmeter” in Aldeboarn. Op het hoogte punt had 36% van de steden en dorpen in Fryslân een coöperatieve zuivelfabriek. Voor uitvoerige informatie over de zuivelgeschiedenis van Fryslân wordt verwezen naar de omvangrijke studie die is verschenen onder de titel “Zuivelfabrieken in Friesland” van Karstkarel, Molema en Visser.
Metzema State, Easterboarn 1, alwaar de oprichting plaatsvond
Op 29 maart 1900 kwam het eerste bestuur van de in 1899 opgerichte Coöperatieve Zuivelfabriek De Torenmeter bijeen.
De acht mannen waren:
Luitzen Sytses Bottema (vrz), Herman Jongsma, Theunis Pieters Brouwer, Homme Aukes de Vries, Rients Tettes Hofstra, Bauke Baukes Dijkstra, Hotze Wybrens Brouwer en Lykle Oppedijk.
De acht oprichters tevens 1e bestuur op 29 maart 1900
Aldeboarn beschikte op dat moment al over een Zuivel-fabriek. Dat was “De Pauw” een particulier bedrijf dat was opgericht in 1896. De acht mannen die de Coöperatie hadden opgericht gingen voortvarend te werk. Er werd een geschikt terrein gevonden aan Tsjerkebuorren. Daarmee kreeg het dorp aan de westkant alsmede aan de oostkant een zuivelfabriek. Eén van de eerste foto’s van de fabriek die in 1900 in gebruik kon worden genomen stamt uit 1907.
De stoomzuivelfabriek begon met de productie van boter, kaas en melkpoeder. Met name de arbeidsin-tensieve “edammertjes” zoals de kleine ronde kaasjes in de volksmond gingen heten, rolden hier van de baan.
De Zuivelfabriek in 1907
De fabriek is enkele malen verbouwd en uitgebreid. In 1970 wordt de fabriek onderdeel van de Frico uit Leeuwarden. Reorganisaties en centralisatie kwamen op de plaatselijk fabrieken af. Met als gevolg dat zo zoetjes aan de zuivelfabrieken uit het dorpsbeeld verdween. In veel dorpen was de schoorsteen van de fabriek en de toren van de kerk beeldbepalend voor het dorp. Als sluiting volgde kon een heel enkele keer de karakteristieke schoorsteen gespaard blijven (o.a. Easterlittens), maar meestal moest ook die er aan geloven. En zo verdween heel vaak de zuivelgeschiedenis uit het dorpsbeeld. Gelukkig heeft Aldeboarn nog iets van die geschiedenis bewaard. In 1978 viel het doek ook voor de Coöperatieve Zuivelfabriek De Torenmeter. In 1979 trok het Loonbedrijf “Ark en Reu” in het bedrijvencomplex. Toen Ark en Reau naar het bedrijventerrein Bordego verhuisde werd het bedrijf gesloopt en de grond gesaneerd. De karakteristieke directiewoning met het jaartal 1900 bleef, mede op initiatief van enkele dorpsbewoners samen met Museum Aldheidskeamer Uldrik Bottema, gespaard. In 2009 kon het seniorencomplex “It Molkfabryk” in gebruik worden genomen. Nog altijd leeft, zonder dat men het misschien weet, de zuivelgeschiedenis van Aldeboarn voort. De slagzin “Kaas uit het vuistje” is aan het brein van één van de laatste directeuren van de Torenmeter ontsproten. Maar de zuivelfabriek is ook verbonden met de Friese Taalstrijd.
Op 12 augustus 1948 werden de “melktappers” Wiebe van der Hoek en Jeen de Leeuw geverbaliseerd door een controleur van de Keuringsdienst ( nu Voedsel en Waren Autoriteit). Van der Hoek had op de beide bussen “Molke” staan en De Leeuw “Sûpe”. Op grond van artikel 16 van het Melkbesluit had dat melk en karnemelk moeten zijn.
De bussen waren beschilderd op het binnen terrein van de zuivelfabriek. Toen de foto hiernaast werd gemaakt was de derde melktapper Veldman niet aanwezig. Op de foto Wiebe van der Hoek en Jeen de Leeuw. De toenmalige directeur maakte nog een opmerking over “Karnemelksegortpap” “Dat woord kan niet op de bus, Van der Hoek, dus dat komt goed uit”. De beide melktappers moesten voorkomen in Heerenveen waar Mr. S.R. Wolthers de rechter was. Deze woonde op dat moment al 20 jaar in Friesland. Het is bijna cabaretesk als je het verslag van de rechtszitting leest. Uiteindelijk luidt de uitspraak: Wegens juridische onbelangrijkheid: Schuldig zonder oplegging van straf. De directeur van de fabriek maakte hierna de opmerking. Wij zullen ‘supe” en “molke” er morgen toch maar weer gewoon opzetten. Waarop Van der Hoek kort en bondig zei : “Ja zeker”. Was hiermee de zaak af? Nee. Fedde Schurer hoofdredacteur van de Heerenveense Koerier komt hier op 22 oktober 1948 tegen in het geweer. Volgens Schurer was het melkbesluit bedoeld om de klant duidelijk te maken welk product hij kocht en niet om “taalterreur” uit te oefenen. “De wet is voor het volk, het volk niet voor de wet” aldus Schurer. En daarom pleitte hij voor een behandeling in de geest van de letter. Anders moet de wet zijn Friese tekst krijgen. Het zal een aantal jaren rustig blijven op het veld van de “taalstrijd” Maar dan wordt het 27 augustus 1951 als de Lemster dierenarts Van der Burg voor een spoedzaak wordt weggeroepen en, om op tijd te zijn, een weggetje neemt die door het Waterschap was verboden voor alle verkeer. Een bekeuring volgt. Deze zaak komt ook in Heerenveen voor bij dezelfde Mr. S. E. Wolters. Van der Burg wenste in Friesland Fries te spreken en geen Nederlands. Uiteindelijk werd hem een straf opgelegd van zeven gulden, subsidiair drie dagen hechtenis. De boete werd na de uitspraak direct betaald. Maar hiermee was de zaak niet af. Fedde Schurer, nog steeds hoofdredacteur van de Heerenveense Koerier plaatste een hoofdredactioneel artikel onder de titel “De laatste man van de zwarte hoop?“. Fedde Schurer begint het artikel met een verwijzing naar de zaak van de melktappers uit Oldeboorn. Verder noemt hij het optreden van Mr. Wolthers kinderachtig, beledigend en treiterend. En dan verwijst Schurer naar de middeleeuwen toen Friesland geplaagd werd door een Saksische bende, die De Zwarte Hoop werd genoemd. “Mr. Wolthers schijnt het er op gezet te hebben, deze naam voor zich en zijn gelijkgezinde collega’s te reserveren”, aldus Schurer. Dit artikel komt Schurer op een dagvaarding te staan. Op 30 oktober 1951 verscheen een soortgelijk artikel in het Bolswarder Nieuwsblad van de hand van Tjebbe de Jong. Ook hij werd gedagvaard. Op 16 november moesten Schurer en De Jong zich verantwoorden bij rechter Mr. Tj. Taconis die voor deze zitting speciaal uit Heerenveen was gekomen. Schurer werd veroordeeld een voorwaardelijke gevangenisstraf van veertien dagen met een proeftijd van drie jaar. Tjebbe de Jong kreeg zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Buiten het paleis van justitie in Leeuwarden had zich een hele grote groep mensen verzameld die eigenlijk de zitting wilden bijwonen. Maar men had een te kleine zaal gereserveerdvoor deze zitting. Zelfs de Friestalige pers werd niet toegelaten. Op het Wilhelminaplein hoorde men de kreten “Wij willen Schurer zien” en “Friesland Vrij”. Dit liep allemaal zo uit de hand dat de politie opdracht kreeg om het plein schoon te vegen. En zo ging 16 november 1951 de boeken in als Knuppel Vrijdag. Maar was het gelijk ook de aanzet tot uiteindelijke erkenning van de Friese taal als tweede rijkstaal. En dat alles begon op het binnen terrein van het zuivelfabriek waar de “melktappers” Wiebe van der Hoek en Jeen de Leeuw hun bussen hadden beschilderd met de Fries teksten om de koper duidelijk te maken wat er werd gekocht. En dat was toch de bedoeling van het Melkbesluit aldus de advocaat Mr. J. van der Schaaf die als verdediger van De Leeuw en Van der Hoek optrad.
————————–
FRYSKE TEKST – boerd 14
Yn de perioade 1879-1882 waarden de earste seis suvelfabriken yn Fryslân iepene. It wie in privee inisjatyf fan in ûnôfhinklike ûndernimmer dy’t besleat dit te dwaan. Yn 1896 iepene G.K. Dijkstra it suvelfabryk “De Pauw” yn Aldeboarn. Yn 1886 waard de earste koöperative suvelfabryk oprjochte. Wergea hie de primeur. Trije jier letter waard “De Torenmeter” oprjochte yn Aldeboarn. Op it hichtepunt hie 36% fan de stêden en doarpen yn Fryslân in koöperative suvelfabryk. Foar detaillearre ynformaasje oer de suvelskiednis fan Fryslân wurdt ferwiisd nei de wiidweidige stúdzje dy’t publisearre is ûnder de titel “Zuivelfabrieken in Friesland” fan Karstkarel, Molema en Visser.
Metzema State, Easterboarn 1, it plak dêr’t de oprjochting plakfûn
Op 29 maart 1900 kaam it earste bestjoer fan de yn 1899 oprjochte “Coöperatieve Zuivelfabriek De Torenmeter” bij elkoar.
De acht manlju wiene:
Luitzen Sytses Bottema (frs), Herman Jongsma, Theunis Pieters Brouwer, Homme Aukes de Vries, Rients Tettes Hofstra, Bauke Baukes Dijkstra, Hotze Wybrens Brouwer en Lykle Oppedijk.
Aldeboarn hie doe al in suvelfabryk. Dat wie “De Pauw”, in partikulier bedriuw dat yn 1896 oprjochte wie. De acht manlju dy’t de Koöperaasje oprjochte hienen, pakten troch. Oan de Tsjerkebuorren waard in geskikt plak fûn. Dêrtroch krige it doarp sawol oan de westkant as oan de eastkant in suvelfabryk. Ien fan ‘e earste foto’s fan it fabryk dat yn 1900 yn gebrûk nommen wurde koe, datearret út 1907.
It stoomsuvelfabryk sette útein mei de produksje fan bûter, tsiis en molkepoeier. Benammen de arbeidsyntinsive “edammertjes”, lykas de lytse rûne tsizen yn ‘e folksmûle neamd waarden, rôlen hjir fan ‘e bân.
De Zuivelfabriek in 1907
It fabryk is ferskate kearen ferboud en útwreide. Yn 1970 wurdt it fabryk ûnderdiel fan de Frico út Ljouwert. Reorganisaasjes en sintralisaasje troffen de pleatslike fabriken. As gefolch dêrfan ferdwûnen de suvelfabriken stadich út it doarpsbyld. Yn in protte doarpen wiene de skoarstien fan it fabryk en de toer fan de tsjerke byldbepalend foar it doarp. As sluting folge, koe de karakteristike skoarstien hiel soms sparre wurde (bgl. Easterlittens), mar meastal moast dy der ek oangean. En sa ferdwûn de suvelskiednis faak út it doarpsbyld. Gelokkich is yn Aldeboarn wat fan dy skiednis bewarre bleaun. Yn 1978 foel it gerdyn foar de “Cooperatieve Zuivelfabriek De Torenmeter”. Yn 1979 naam it leanbedriuw “Ark en Reau” it bedriuwskompleks yn gebrûk. Doe’t Ark en Reau ferhuze nei it bedriuwsterrein Bordego, waard it bedriuw sloopt en waard de grûn sanearre. De karakteristike direksjewenning mei it jiertal 1900 waard sparre, mei troch in inisjatyf fan guon doarpsbewenners tegearre mei Museum Alheidskeamer Uldrik Bottema. Yn 2009 waard it seniorenkompleks “It Molkfabryk” yn gebrûk naam. De suvelskiednis fan Aldeboarn libbet noch altyd, sûnder dat men it miskien wit. De slachsin “Kaas uit het vuistje” is oan it brein fan ien fan de lêste direkteuren fan de Torenmeter ûntsprute. Mar it suvelfabryk is ek ferbûn mei de Fryske Taalstriid.
Op 12 augustus 1948 waarden de “molktappers” Wiebe van der Hoek en Jeen de Leeuw bekeurd troch in ynspekteur fan de Keuringstsjinst (no Voedsel en Waren Autoriteit). Van der Hoek hie op beide bussen “Molke” en De Leeuw “Sûpe” stean. Yn oerienstimming mei artikel 16 fan it Molkebeslút, hie dit “Melk” en “Karnemelk” wêze moatten.
De bussen waarden skildere op it binnenplein fan it suvelfabryk. Doe’t de foto rjochts makke waard, wie de tredde molktapper Veldman net oanwêzich. Op de foto Wiebe van der Hoek en Jeen de Leeuw. De direkteur makke destiids in opmerking oer “Karnemelksegortpap” “Dat wurd past net op ‘e bus, Van der Hoek, dus dat komt goed út”. Beide molktappers moasten foarkomme op It Hearrenfean dêr’t Mr. S.R. Wolthers de rjochter wie. Op dat stuit wenne hy al 20 jier yn Fryslân. It is hast kabaret-achtich as jo it ferslach fan de rjochtsitting lêze.
Uteinlik is it oardiel: Fanwegen juridyske ûnbelangrykheid: Skuldich sûnder straf. De direkteur fan it fabryk makke dêrnei de opmerking. Wy sille der moarn gewoan wer ‘supe’ en ‘molke’ op sette. Dêr’t Van der Hoek koart op sei: “Ja, wis”. Wie de saak hjirmei klear? Nee. Fedde Schurer, haadredakteur fan de Heerenveense Koerier, komt hjir op 22 oktober 1948 tsjin yn ferset. Neffens Schurer wie it molkebeslút bedoeld om de klant dúdlik te meitsjen hokker produkt hy kocht en net om “taalterreur” út te oefenjen. “De wet is foar de minsken, de minsken binne der net foar de wet”, sei Schurer. Dêrom pleite hy foar behanneling yn de geast fan de letter. Oars moat de wet syn Fryske tekst krije. It sil in oantal jierren stil bliuwe op it mêd fan de “taalstriid”. Mar dan wurdt it 27 augustus 1951 as de Lemster bistedokter Van der Burg foar in haastsaak oproppen wurdt en, om op tiid te wêzen, in lytse dyk nimt dy’t troch it Wetterskip foar alle ferkear ferbean wie. In boete folget. Dizze saak komt ek foar op It Hearrenfean mei deselde Mr. S. E. Wolters. Van der Burg woe Frysk prate yn Fryslân en net Nederlânsk. Uteinlik waard hy feroardiele ta sân gûne, mei as alternatyf trije dagen sitte. De boete waard fuortendaliks nei de útspraak betelle. Mar dêrmei wie de saak net klear. Fedde Schurer, noch altyd haadredakteur fan de Heerenveense Koerier, publisearre in haadartikel ûnder de titel “De laatste man van de zwarte hoop?“. Fedde Schurer begjint it artikel mei in ferwizing nei de saak fan de molktappers út Aldeboarn. Fierders neamt hij de hannelwize fan Mr. Wolthers bernich, misledigjend en treiterjend. En dan ferwiist Schurer nei de midsieuwen doe’t Fryslân pleage waard troch in Saksyske binde, dy’t De Zwarte Hoop hiet. “Mr. Wolthers liket besletten te hawwen om dizze namme foar himsels en syn lykstimde kollega’s te reservearjen”, seit Schurer. Dit artikel sil Schurer in daging opleverje. In fergelykber artikel fan Tjebbe de Jong waard op 30 oktober 1951 publisearre yn it Bolswarder Nieuwsblad. Hy waard ek oproppen.
Op 16 novimber moasten Schurer en De Jong harren ferantwurdzje foar de rjochter Mr. Tj. Taconis dy’t spesjaal foar dizze sesje fan It Hearrenfean kommen wie. Schurer waard feroardiele ta in straf mei betingsten fan 14 dagen mei trije jier proeftiid. Tjebbe de Jong krige sân dagen straf mei betingsten mei in proeftiid fan trije jier. Bûten it paleis fan justysje yn Ljouwert wie in hiel grutte groep minsken byinoar kaam dy’t eins de harksitting bywenje woene. Mar men hie in seal reservearre dy’t te lyts wie foar dizze sitting. Sels de Frysktalige parse waard net talitten.
Op it Wilhelminaplein hearden je de gjalpen “Wy wolle Schurer sjen” en “Fryslân Frij”. Dit alles rûn sa út ‘e hân dat de plysje opdracht krige om it plein skjin te faaien. En sa gie 16 novimber 1951 de boeken yn as Kneppelfreed. Mar it wie ek de oanset foar de úteinlike erkenning fan de Fryske taal as de twadde rykstaal. En it begûn allegear op de binnenpleats fan it suvelfabryk, wêr’t de ‘molktappers’ Wiebe van der Hoek en Jeen de Leeuw har bussen mei de Fryske teksten beskildere hienen om foar de keaper dúdlik te meitsjen wat der kocht waard. En dat wie de bedoeling fan it Molkebeslút, neffens advokaat Mr. J. van der Schaaf dy’t as ferdigener opkaam foar De Leeuw en Van der Hoek .